In deze collegeperiode is verder gewerkt aan de ambities van de gemeente in samenwerking met de inwoners, ondernemers en andere samenwerkingspartners. Om te borgen dat de opgaven voor de stad zowel financieel als inhoudelijk worden afgerond, hebben we onze voornemens ingebed in de reguliere P&C-cyclus. De jaarrekening koppelt terug over de resultaten die hier in 2020 op zijn behaald. Inhoudelijk gebeurt dit via de programmaverantwoording. In de financiële beschouwingen wordt samenvattend de financiële resultaten en de financiële positie uiteengezet.
Toelichting op het resultaat
Bij de jaarrekening vergelijken we het werkelijke resultaat met het door de raad vastgestelde begrote resultaat. Het rekeningresultaat werd bij de primaire Begroting 2020 op € 138.000 voordelig begroot. Door de tussentijdse besluitvorming door de raad wordt dit oorspronkelijk begrote resultaat altijd bijgesteld. Het begrote jaarrekeningresultaat is hiermee uitgekomen op € 6,5 miljoen negatief.
Het werkelijke resultaat is uiteindelijk uitgekomen op € 4,2 miljoen positief voor resultaatbestemming (€ 2,5 miljoen negatief na resultaatbestemming). Om een goed beeld te krijgen van de oorzaak van de afwijkingen wordt in deze jaarrekening weergegeven binnen welke programma’s verschillen optreden en hoe groot die zijn. Vervolgens worden de grootste afwijkingen toegelicht. Voor een uitgebreide analyse per programma verwijzen wij u naar hoofdstuk 4 van deze jaarstukken.
In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), de verslaggevingsregels van gemeenten, wordt onderscheid gemaakt tussen het gerealiseerd totaalsaldo van baten en lasten en het gerealiseerd resultaat. Het gerealiseerd totaalsaldo van baten en lasten bedraagt € 2,7 miljoen nadelig over 2020. Voor de realisatie van de verschillende plannen is per saldo € 6,9 miljoen uit de reserves onttrokken, waarmee het gerealiseerd resultaat afgerond € 4,2 miljoen voordelig bedraagt. Dit resultaat is 1,3% van de werkelijke lasten.
Relevant voor het uiteindelijke resultaat is het 'resultaat na bestemming’. Dat is het resultaat na budgetoverhevelingen en mutaties reserves. Door verschillende bestemmingen van het “bruto”-resultaat wordt dit resultaat aanzienlijk lager en bedraagt € 2,5 miljoen nadelig. In onderstaande tabel ziet u hoe dit resultaat tot stand is gekomen:
(- = voordeel, zonder teken = nadeel)
Financieel resultaat | Bedragen x € 1.000 | |
---|---|---|
Werkelijke lasten | 313.304 | |
Werkelijke baten | -310.605 | |
Gerealiseerd totaalsaldo baten en lasten | 2.699 | |
Stortingen in de reserves | 8.453 | |
Onttrekkingen uit de reserves | -15.381 | |
Gerealiseerd resultaat (afgerond) | -4.229 | |
Resultaatbestemming: budgetoverhevelingen | 3.596 | |
Resultaatbestemming: dotatie reserves | 3.165 | |
Resultaat na bestemming | 2.532 |
Totstandkoming begrotingssaldo
In de bovenstaande tabel wordt het behaalde resultaat aan de hand van de lasten en de baten weergegeven. Bij de jaarrekening vergelijken we vooral het gerealiseerde resultaat ten opzichte van het door de raad vastgestelde begrote resultaat. Het rekeningresultaat werd bij de primaire begroting 2020 op € 138.000 voordelig vastgesteld. Door de tussentijdse besluitvorming door de raad is dit oorspronkelijk begrote resultaat met begrotingswijzigingen bijgesteld. De belangrijkste bijstellingen van de begroting betreffen de grondexploitaties voor € 1,1 miljoen positief, de extra lasten als gevolg van de Meerjarige onderhoudsplanning voor 1,6 miljoen negatief en de aanpassingen in het sociaal domein voor Jeugd en WMO met € 8,9 miljoen negatief. De uiteindelijke begroting is bijgesteld naar een begroot resultaat van € 6,5 miljoen nadelig.
Om een goed beeld te krijgen van de oorzaak van de afwijkingen is in deze paragraaf weergegeven binnen welke categorieën verschillen optreden en hoe groot die zijn. Vervolgens worden de grootste afwijkingen toegelicht. Voor een uitgebreidere analyse per programma verwijzen wij u naar hoofdstuk 4.2 van de jaarstukken en de financiële analyses op de programmaverantwoording.
Afwijking ten opzichte van de actuele begroting
Onderstaande tabel geeft inzicht in de belangrijkste oorzaken van het verschil tussen het geprognosticeerde resultaat van € 6,5 miljoen negatief en de werkelijk gerealiseerde baten en lasten bij de jaarrekening van € 4,2 miljoen voordelig (voor budgetoverhevelingen en dotaties reserves). Het verschil tussen begroting en de daadwerkelijke realisatie bedraagt afgerond € 10,7 miljoen voordelig.
In de onderstaande tabel is te zien wat de grootste afwijkingen in de jaarstukken zijn. De onderstaand gepresenteerde afwijkingen zijn, behoudens de afrekeningen van de openeinderegelingen, incidenteel van aard.
Grootste financiële afwijkingen | Bedragen x € 1.000 | |
---|---|---|
Resultaatbestemming: Budgetoverhevelingen | -3.596 | |
Resultaatbestemming: Dotatie reserves | -3.165 | |
Autonoom/Techniek: | ||
Winstneming Anna's Hoeve/mutatie voorziening | -1.835 | |
Dotatie reserve Stedelijke ontwikkeling | 620 | |
Decembercirculaire (resterend na overheveling/dotatie reserve) | -152 | |
Egalisatievoorziening riolering | 273 | |
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren belastingen | 350 | |
BUIG | -567 | |
Begeleide participatie | -345 | |
WMO (openeinderegeling) | -1.100 | |
Jeugdzorg (openeinderegeling) | -400 | |
Parkeerinkomsten | -271 | |
Teruggave BTW | -525 | |
Overige afwijkingen: | ||
Verkoop panden en gronden | -270 | |
OZB, Riool- en afvalstoffenheffing | -1.152 | |
Loon- en organisatiekosten | 778 | |
Overig verschillen per saldo < € 250 | 609 | |
Totaal afwijkingen t.o.v. begroting | -10.748 |
Resultaatbestemming
Een belangrijke bijdrage aan het resultaat wordt veroorzaakt door niet (volledig) uitgevoerde plannen in 2020. Voor in totaal € 3,6 miljoen is een verzoek gedaan om niet uitgegeven budgetten uit 2020 over te hevelen naar 2021 voor de verdere uitvoering van de onderliggende plannen. De hoogte van de overhevelingen wordt veroorzaakt door vertragingen in de uitvoering.
Bij deze jaarstukken worden ook, voor in totaal € 3,2 miljoen, voorstellen gedaan voor mutaties van bestemmingsreserves die verband houden met de realisatiecijfers over 2020. Vanuit het BBV wordt voorgeschreven dat een begrote onttrekking uit een reserve ook daadwerkelijk dient plaats te vinden. Bij deze reservemutaties gaat het om onder- dan wel overbestedingen op budgetten die een relatie hebben met reeds bestaande bestemmingsreserves of om middelen die van derden zijn ontvangen voor een specifiek doel.
Autonoom/techniek
Enkele afwijkingen onder dit kopje hebben betrekking op financiële afwijkingen die vanwege de late totstandkoming in het jaar niet meer aan de raad konden worden voorgelegd voor een begrotingswijziging.
- Dit is het geval bij de tussentijdse winstneming van de grondexploitatie Anna’s Hoeve. Bij de actualisatie van de grondexploitaties (behandeling in de raad van mei 2021) is de winstneming voor 2020 vastgesteld. Hierdoor is het niet meer mogelijk om de begroting aan te passen en wordt de winstneming nu als afwijking op de begroting gepresenteerd.
- Bij de actualisatie van de grondexploitaties is besloten om van de extra winstname uit de grondexploitaties een bedrag te storten in de reserve Stedelijke ontwikkeling.
- De decembercirculaire is per definitie te laat om in de begroting te worden verwerkt en leidt daarom tot een afwijking. Een deel van de decembercirculaire is betrokken bij de overhevelingsvoorstellen. Dit is aangegeven in de tabel.
Er zijn financiële afwijkingen onder dit kopje die pas blijken bij de afsluiting van het boekjaar:
- De financiële afwijking voor de egalisatievoorziening riolering is de resultante van alle plussen en minnen voor de riolering. Door de “gesloten box” voor de riolering worden de “tegenvallers” in de exploitatie aan de voorziening onttrokken.
- Voor het mogelijk niet kunnen incasseren van opgelegde belastingen zoals de woonlasten heeft de gemeente een voorziening. Bij de jaarrekening wordt elk jaar bepaald hoe hoog de voorziening moet zijn aan de hand van de ouderdomsanalyse van de openstaande belastingdebiteuren. De raad is hierover geïnformeerd door RIB 2021-16.
- De lasten voor BUIG, begeleide participatie, WMO en Jeugdzorg betreffen zogenaamde open-einderegelingen waarvoor we het belangrijk vinden dat ieder persoon die zorg nodig heeft toegang heeft hiertoe, ook als blijkt dat de lasten het niveau van de begroting ontstijgen.
Ook ontstaan er afwijkingen om te kunnen voldoen aan de (landelijke) regelgeving:
- Op advies van de accountant zijn de maanden november en december 2020 meegenomen voor het belparkeren als inkomsten in 2020 (in tegenstelling tot voorgaande jaren), waardoor dit een eenmalig voordeel oplevert.
- De Hoge Raad heeft in juli uitspraak gedaan met betrekking tot de btw die drukt op re-integratiekosten. De gemeente heeft hierop een suppletie ingediend bij de belastingdienst.
Overige afwijkingen
Onder dit kopje zien we dat de OZB opbrengst hoger is dan begroot doordat de achterstanden uit voorgaande jaren zijn weggewerkt. Voor de Riool- en Afvalstoffenheffing zijn meeropbrengsten door een toename van het aantal aansluitingen en uitgevoerde bestandscontroles. Daarnaast waren extra loon- en organisatiekosten noodzakelijk voor het uitvoeren van de activiteiten. Dit is vooral een gevolg van langdurig zieken en de uitvoering van extra taken in verband met de coronapandemie.
Financiële positie
Deze paragraaf geeft een financiële beschouwing op het eigen vermogen, de financiering en het weerstandsvermogen. Voor de beoordeling van de financiële positie is het namelijk belangrijk om zowel naar de exploitatie als de balans te kijken. In de balans komt de verhouding van de bezittingen (activa) in beeld en de daarvoor beschikbare eigen middelen (reserves) en financieringsmiddelen van derden (schulden). Ook voor het bepalen van het eigen vermogen kijken we naar de balans. Waarbij het eigen vermogen de uitkomst is van de waarde van alle bezittingen (activa) minus de schulden.
Het eigen vermogen is opgebouwd uit de algemene reserve, bestemmingsreserves en het saldo van de jaarrekening. De reserves zijn in 2020 per saldo met een bedrag van € 8,0 miljoen afgenomen. Deze afname wordt grotendeels veroorzaakt door onttrekkingen uit de algemene reserve (totaal € 10,9 miljoen, bestaande uit: € 6,2 resultaatbestemming 2019, € 2 miljoen coalitieakkoord en € 2,7 vorming reserve Covid-19), onttrekkingen voor de egalisatiereserve afvalstoffen (€ 1,0 miljoen) en per saldo een toevoeging aan de reserve Covid-19 voor € 3,7 miljoen.
Per saldo daalt het eigen vermogen in 2020 met € 2,7 miljoen (stand van 31-12-2019: € 80,2 miljoen) ten opzichte van de stand 31-12-2020 (€ 77,5 miljoen). Deze daling wordt grotendeels veroorzaakt door de eerder genoemde onttrekkingen van de reserves. Anderzijds is het (positieve) resultaat van € 4,2 miljoen al opgeteld bij de stand van het eigen vermogen.
Bedragen x € 1.000 Bedragen x € 1.000
De reservepositie bestaat voor een gedeelte (€ 7,9 miljoen) uit “bestemmingsreserves”. Aan deze reserves heeft de raad eerder een bestemming gegeven. Deze reserves zijn zonder (nieuwe) besluitvorming van de raad niet vrij besteedbaar. De algemene reserve van de gemeente is binnen de financiële beleidskaders wel vrij aanwendbaar en bedraagt eind 2020 € 65,3 miljoen (exclusief het resultaat van deze jaarrekening). In de Toelichting op de Staat van Reserves (hoofdstuk 5.4) bij deze jaarrekening worden de verschillen tussen begrote en werkelijke mutaties per reserve toegelicht.
Op het jaarrekeningsaldo van € 4,2 miljoen positief (afgerond) liggen claims voor bestemming van de algemene reserve: een bedrag van € 3,6 miljoen voor budgetoverheveling van 2020 naar 2021, en voor een bedrag van € 3,2 miljoen om de reserves te vullen. Door deze budgetoverhevelingen en storting in de reserves ontstaat een nadelig resultaat van € 2,5 miljoen na bestemming, dat ten laste wordt gebracht van de algemene reserve.
Schuldpositie
De houdbaarheid van de gemeentefinanciën op de langere termijn hangt af van de ruimte om, naast de noodzakelijke uitgaven voor publieke voorzieningen, de schuldverplichtingen in de vorm van rente en aflossingen te betalen. Daarom letten wij naast de baten en lasten (exploitatie) ook nadrukkelijk op de geldstromen, de hoogte van de schuld in relatie tot het kunnen betalen van de rente en aflossing en de beschikbare weerstandscapaciteit. Het is wenselijk dit goed te monitoren omdat een oplopende schuldenpositie de begrotingsruimte op termijn kan verminderen. In de onderstaande grafiek is het verloop van de langlopende schuld over de afgelopen jaren weergegeven.
Bedragen x € 1.000.000
De langlopende schuld is uitgekomen op € 173,8 miljoen en is conform de prognose zoals deze is opgenomen in de begroting 2020. Ten opzichte van vorig jaar is de schuld met € 5,2 miljoen toegenomen. De schuldontwikkeling is nog steeds binnen de veiligheidsmarges zoals de VNG die hanteert. In de paragraaf Financiering (hoofdstuk 3.4) staat een uitgebreide analyse op het vreemd vermogen.
Evenwicht structurele lasten en -baten
Het overzicht van de incidentele lasten en baten (hoofdstuk 4.3) laat zien dat in de jaarstukken de structurele lasten hoger zijn dan de structurele baten. Het saldo dient positief zijn; de structurele baten zijn dan groter dan de structurele lasten. Waar in de oorspronkelijke begroting de structurele baten hoger waren geraamd dan structurele lasten, wordt in de jaarstukken zichtbaar dat structurele lasten deels zijn gedekt door incidentele baten. De structurele lasten zijn in totaal € 7.848.000 hoger dan de structurele baten. De oorzaak van de negatieve exploitatieruimte is niet direct toe te wijzen aan afzonderlijke hogere lasten of lagere baten. Dat komt doordat in de gemeentelijke financiën veelal de baten niet één op één toe te wijzen zijn aan de lasten. Inkomsten uit de algemene uitkering en de OZB gelden niet als dekking voor toewijsbare lasten in de begroting. Zo hebben we ook in de jaarstukken te maken met over- en onderschrijdingen die elkaar op saldoniveau kunnen compenseren, maar geen verband met elkaar hebben. Wel is duidelijk dat we ook dit jaar weer te maken hebben met hogere lasten voor de zorgtaken dan in de oorspronkelijke begroting was geraamd. Per saldo constateren we dat het evenwicht tussen de structurele lasten en –baten negatief is. In de onderstaande grafiek is te zien dat het structurele evenwicht een punt van aandacht blijft.
Bedragen x € 1.000
In de kadernota 2021 zal blijken dat het structurele evenwicht is hersteld door structurele inkomsten en door getroffen maatregelen bijvoorbeeld bij de programmabegroting 2021.
Risico's
Hilversum is een stad die wil blijven investeren en presteren. Hieraan zijn onlosmakelijk financiële risico's verbonden. Daarom is en blijft het van belang te sturen op het beheersen van deze risico’s. Hilversum kent daartoe een risicomanagementbeleid, bouwt aan een relatief compleet risicoprofiel en hecht veel waarde aan de opgave om het weerstandsvermogen in evenwicht te houden met de gekwantificeerde risico's. Bij de totstandkoming van deze jaarrekening zijn de risico’s geactualiseerd. Vervolgens is berekend welk bedrag nodig is om deze risico’s financieel af te dekken. Dit bedrag is afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. De uitkomst van die berekening vormt de ratio van het weerstandsvermogen die in onderstaande tabel is gepresenteerd.
x € miljoen | |||
Weerstandsvermogen | Jaarverslag 2020 | Jaarverslag 2019 | Jaarverslag 2018 |
Beschikbare capaciteit (A) | 82,2 | 95,6 | 102,5 |
Benodigde capaciteit (B) | 3,7 | 4,0 | 4,1 |
Ratio weerstandsvermogen | 22,2 | 23,9 | 25 |
Weerstandsvermogen (A-B) | 78,5 | 91,6 | 98,4 |
Het weerstandsvermogen classificeert als meer dan uitstekend. De huidige afname van het weerstandsvermogen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de daling van de beschikbare weerstandscapaciteit zoals in hoofdstuk 3.2.3 wordt toegelicht. Als laatste geldt in het algemeen dat de rapportage over het weerstandsvermogen altijd een momentopname is. Nieuwe projecten, economische ontwikkelingen en investeringsbeslissingen kunnen het risicoprofiel beïnvloeden waardoor het weerstandsvermogen aan tussentijdse fluctuaties onderhevig is.
Houdbaarheidstest
In deze jaarstukken wordt de houdbaarheid van de gemeentefinanciën voor het eerst langs twee wegen beoordeeld. We doen dit aan de hand van de bekende wettelijke financiële kengetallen en nu ook aan de hand van de houdbaarheidstest gemeentefinanciën. Beide beoordelingen geven een beeld hoe de gemeente er financieel voorstaat. Beide beoordelingen zijn een momentopname.
In de voorgaande jaren was het gebruikelijk om de houdbaarheid te monitoren aan de hand van de wettelijk bepaalde financiële indicatoren. Met deze indicatoren wordt inzicht gegeven over de schuldquote, de solvabiliteit, de grondexploitatie en de onbenutte belastingcapaciteit. De kengetallen zullen in samenhang worden beoordeeld, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een beeld geven van de financiële positie van de gemeente.
Naast de kengetallen nemen we dit jaar ook de Houdbaarheidstest gemeentefinanciën van de VNG op in de jaarstukken. Deze houdbaarheidstest is in de eerste plaats een stresstest die gebaseerd is op kasstromen. Met de houdbaarheidstest kunnen bij de begroting ook scenario’s in beeld worden gebracht. De test bepaalt met behulp van aanvullende kengetallen de financiële conditie van de gemeente. Uiteindelijk wordt dit uitgedrukt in het financiële kengetal dat de “houdbaarheidsquote” wordt genoemd.
De financiële positie die uit de kengetallen en de houdbaarheidstest blijkt is geen doel op zich maar moet altijd worden bekeken in samenhang met de totale maatschappelijke opgave van de stad. Het te bereiken maatschappelijke rendement en de bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen zijn hierbij van evident belang. De financiële positie is ondersteunend aan het afwegingsproces en moet het bestuur helpen verantwoorde keuzes te kunnen maken voor de (middel)lange termijn.
Kengetallen
Om nog meer transparantie te creëren en een benchmark mogelijk te maken tussen gemeenten, geeft onderstaande tabel allereerst inzicht in zes financiële indicatoren. Verder in deze paragraaf wordt de financiële vermogenspositie op hoofdlijnen toegelicht. Daarnaast zijn de indicatoren gekoppeld aan begrotingsparagrafen waar ze meer inhoudelijk zijn beschreven.
Kengetal | Verloop van de kengetallen | |||
---|---|---|---|---|
JS2019 | B2020 | JS2020 | B2021 | |
netto schuldquote | 80% | 76% | 67% | 88% |
netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 78% | 75% | 61% | 87% |
solvabiliteitsratio | 25% | 25% | 23% | 20% |
grondexploitatie | 3% | 0% | 2% | 1% |
structurele exploitatieruimte | -2,0% | 0,1% | -2,5% | -0,9% |
belastingcapaciteit | 104% | 102% | 101% | 102% |
De financiële vermogenspositie van Hilversum is op orde. De (netto) schuld is niet erg hoog, maar normaal. Ook als je deze corrigeert voor het wanbetalingsrisico op doorgeleende gelden en corrigeert voor de executiewaarde van de voorraden grondexploitatie.
Hilversum heeft wel te maken met exploitatietekorten (voor mutatie reserves) in opeenvolgende jaren. Daarnaast weten we dat Hilversum een redelijk hoge mate van afhankelijkheid kent van rijksoverdrachten. Daarmee is Hilversum erg gevoelig voor kortingen van het Rijk (lees: dus gevoelig voor tekorten sociaal domein e.d.). Het huidige exploitatietekort zou kunnen worden opgevangen met een verhoging van de OZB. Er is voldoende onbenutte belastingcapaciteit.
Het BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie”. Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Naast het kengetal voor de structurele exploitatieruimte valt geen enkel kengetal in de categorie ongunstig en drie van de zes kengetallen vallen zelfs in de categorie meest gunstig. Daarnaast laat het weerstandsvermogen zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft. Daarom beoordeelt ons college de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” als goed.
Financiële stresstest gemeenten BDO Accountants & Adviseurs
BDO heeft over 2019 alle Nederlandse gemeenten langs de financiële meetlat gelegd om de financiële positie van de Nederlandse gemeenten te analyseren en tot een ranking per gemeente te komen. Hierbij zijn de cijfers gebruikt uit de gepubliceerde jaarrekeningen over 2019 van de hierboven opgenomen wettelijke financiële kengetallen.
Uit de benchmark komt het algemene beeld dat in 2019 de financiële positie van gemeenten flink verder is uitgehold. Gemeenten hebben gezamenlijk een fors verlies gemaakt van € 747 miljoen, tegenover 'slechts' € 130 miljoen over 2018. Het structureel en reëel evenwicht is volledig zoek. Als gevolg van deze verliezen daalde het eigen vermogen van gemeenten van € 30 miljard in 2018 naar € 29 miljard in 2019. Het einde van de buffers is bij een aantal gemeenten al in zicht, terwijl de uitdagingen alleen maar groter lijken te worden.
Naast het algemene beeld over de gemeenten heeft BDO de financiën van gemeenten met elkaar vergeleken - eveneens op basis van deze parameters. Zodoende is BDO gekomen tot een ranking (Financiële Stresstest Gemeenten van BDO), verdeeld naar omvang van gemeenten. In de benchmark wordt Hilversum vergeleken met andere gemeenten met 50.000-100.000 inwoners. In totaal vallen 56 gemeenten in deze categorie. De gemeente Hilversum komt op een uitstekende 12e plaats met het rapportcijfer 9. Ten opzichte van de andere gemeenten doet Hilversum het daarmee bovengemiddeld goed!
Houdbare gemeentefinanciën
Hoe staat het met de financiële conditie van Hilversum zoals dat kan worden afgeleid uit de jaarrekening 2020? Een goede financiële conditie wordt in de basis gevormd door een sluitende meerjarenbegroting. Een goede financiële conditie vraagt echter niet alleen dat er tegenover alle lasten in de begroting ook voldoende baten staan. Een aanvullende vereiste is dat de gemeente bij financiële tegenslag voldoende mogelijkheden heeft om financiële tegenvallers op te kunnen opvangen. Hierbij zijn twee zaken van belang: Voldoende weerbaarheid en voldoende flexibiliteit.
Voldoende weerbaarheid
Bij weerbaarheid gaat het om de mogelijkheden om op korte termijn financiële tegenvallers te kunnen incasseren zonder direct in de begroting en daarmee in de beleidsambities te hoeven ingrijpen. Als indicatoren voor de weerbaarheid gelden het weerstandsvermogen en de weerstandsratio.
Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de aanwezige weerstandscapaciteit (eigen vermogen plus onbenutte belastingcapaciteit) en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie. De verhouding tussen deze twee wordt ook wel aangeduid als de weerstandsratio. In de jaarrekening 2020 komt deze weerstandsratio op 22,2 en heeft daarmee de classificatie uitstekend.
Voldoende flexibiliteit
Bij flexibiliteit gaat het om de snelheid waarmee de gemeente de lasten kan verlagen en de baten kan verhogen om financiële tegenvallers te kunnen opvangen. De flexibiliteit van de begroting, wordt beperkt door verplichtingen die voor meer jaren zijn of worden aangegaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om verplichtingen als gevolg van gemeentelijke schulden (rente en aflossing van opgenomen geldleningen), kapitaallasten van investeringen, apparaatslasten en beheer- en onderhoudslasten.
Om de financiële gezondheid van de gemeente te meten heeft het BBV een aantal kengetallen voorgeschreven die moeten worden opgenomen in de stukken van de begroting en de jaarrekening. Het BBV vraagt daarbij om een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie. Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf weerstandsvermogen van deze jaarrekening.
Daarnaast heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een houdbaarheidstest voor gemeenten ontwikkeld waarmee de financiële conditie van de gemeente Hilversum wordt bepaald aan de hand van 10 financiële kengetallen. Deze kengetallen zijn daarbij gerangschikt naar de thema’s vermogenspositie, exploitatie, voorzieningenniveau en weerbaarheid.
Vermogenspositie
- Netto schuldquote (Druk van de schuldverplichtingen op de exploitatie)
- Effectieve netto schuldquote (Hoogte van de effectieve schuld)
- Solvabiliteitsratio (Schuldbelasting van het bezit)
Exploitatie
- Exploitatieresultaat voor mutaties reserves (Mate waarin de uitkomst van de exploitatierekening positief is)
- Onbenutte belastingcapaciteit (Ruimte voor verhoging van de eigen belastinginkomsten)
- Afhankelijkheidsratio (Gevoeligheid voor bezuinigingen op Rijksoverdrachten) Voorzieningenniveau
- Netto investeringsquote (Hoogte van de investeringsuitgaven)
- Netto lasten per inwoner (Hoogte van de netto lopende uitgaven op de exploitatie) Weerbaarheid
- Houdbaarheidsquote (Benodigde structurele ombuigingen bij een slechtweer-scenario)
- Kasgeldratio (Gevoeligheid op de korte termijn voor renteverhogingen)
Net zoals bij de wettelijk voorgeschreven kengetallen maakt het model van de VNG gebruik van signaalwaarden. Het overschrijden van een signaalwaarde kan duiden op financiële stress op dat betreffende aandachtsgebied. Ook voor beoordeling van de kengetallen zoals genoemd door de VNG geldt dat, een integrale analyse van de ontwikkeling van de financiële positie, waarbij alle relevante elementen in onderlinge samenhang betrokken zijn, zal leiden tot beter inzicht in de financiële positie. De kengetallen zoals opgenomen in een jaarrekening zijn altijd een momentopname en hebben geen voorspellende waarde.
In deze jaarrekening wordt dan ook slechts teruggekeken naar de uitkomsten voor de jaren 2019 en 2020. De uitkomsten van de VNG kengetallen zijn daarbij als volgt weer te geven.
Financiële conditie index eindbalans & exploitatie. | 2019 | 2020 | Drempelwaarde 1 | Drempelwaarde 2 |
---|---|---|---|---|
Vermogenspositie | ||||
Netto schuldquote ultimo | 79,7% | 67,2% | > 100% | > 130% |
Effectieve Netto schuldquote ultimo | 77,7% | 66,4% | > 90% | > 120% |
Solvabiliteitsratio ultimo | 24,5% | 23,0% | < 20% | < 0% |
Exploitatie | ||||
Exploitatieresultaat | -4,7% | -0,9% | n.v.t. | < 0% |
Aantal negatieve resultaten laatste 3 jaren | 3 | 3 | = 2 | = 3 |
Onbenutte belastingcapaciteit | 4,6% | 4,0% | n.v.t. | < 0% |
Afhankelijkheidsratio | 73,6% | 71,9% | > 72,5% | n.v.t. |
Voorzieningenniveau | ||||
Netto investeringsquote jaar (t-4) - (jaar t) | 2,2% | -0,2% | < 0,5% of >4% | < 0% of >5% |
Netto lasten per inwoner | 1.768 | 1.669 | n.v.t. | < 1.914 of > 2.544 |
Weerbaarheid | ||||
Houdbaarheidsquote | 20,6% | 21,5% | > 20% | > 25% |
Kasgeldratio ultimo | 14,4% | 5,4% | > 8,5% | n.v.t. |
Indien een score groen is betekent dat de waarde onder de drempelwaarden blijft. Een oranje score betekent overschrijding van drempelwaarde 1. Een rode score betekent overschrijding van drempelwaarde 2.
De aandachtspunten bij deze score zijn:
- Het exploitatieresultaat: Een negatief exploitatieresultaat (voor mutaties reserves) betekent dat de reservepositie aangesproken wordt. Een eenmalig negatief exploitatieresultaat behoeft geen probleem te zijn. Bij structurele negatieve exploitatieresultaten zal de reservepositie krimpen en het bezit steeds verder gefinancierd zijn met vreemd vermogen (schulden). De jaren 2017 t/m 2020 hebben allen een negatief exploitatieresultaat en het exploitatieresultaat heeft daarmee een structureel negatief karakter gekregen.
- Afhankelijkheidsratio: Dit kengetal geeft weer hoe afhankelijk we zijn van de overdrachten van het Rijk en tevens de gevoeligheid voor kortingen op deze overdrachten van het Rijk. Het verhogen van de eigen inkomsten kan de afhankelijkheid van het Rijk verkleinen.
- Netto Investeringsquote: Dit kengetal geeft weer of er voldoende investeren gedaan worden voor het behoud van een aanvaardbaar voorzieningen niveau. Normaal gesproken zullen de uitgaven voor investeringen hoger zijn dan de afschrijvingen. Hoger omdat vanwege inflatie de investeringen duurder worden, maar ook omdat door economische groei en inwonersgroei er jaarlijks meer publieke investeringen nodig zullen zijn (bijvoorbeeld scholen en wegen). Bij te lage investeringen zullen er op termijn inhaalinvesteringen nodig zijn om de leefbaarheid van de stad op orde te houden. Een gemeente kan ook te veel investeren. Dit zal zorgen voor hogere schulden en hogere afschrijvingslasten. Hogere afschrijvingslasten leggen een groter deel van de exploitatieruimte voor een langere periode vast waardoor de ruimte voor eventuele benodigde ombuigingen op de lopende exploitatie kleiner wordt.
- Netto lasten per inwoner: Dit kengetal geeft de mate van flexibiliteit aan voor het realiseren van ombuigingen. Lage netto lasten per inwoner kunnen een indicatie zijn dat het niveau van de noodzakelijke publieke voorzieningen onder druk staat. Hoge netto lasten per inwoner kunnen een signaal zijn dat een gemeente op grote voet leeft. Voor het bepalen of er sprake is van een afwijkende netto lasten is wordt Hilversum vergeleken met andere gemeenten met een matige sociale structuur en een sterke centrumfunctie.
- Houdbaarheidsquote: Dit kengetal geeft een indicatie van de ombuigingsinspanning die een gemeente bij het slecht weer scenario moet leveren om de gemeentelijke financiële positie op orde te houden. Bij het slechtweer scenario wordt onder andere rekening gehouden met een terugval van de inkomsten vanuit het rijk met 20%, terugvallende overige inkomsten met 11%, stijgende rentetarieven tot 3%, afboekingen op uitstaande leningen etc. en zal zich hoogstwaarschijnlijk niet voortdoen. Het kengetal is daarmee een maat voor de weerbaarheid van de gemeente. Het wordt uitgedrukt in een percentage van de lasten en baten waarop ombuigingen kunnen worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om de onbenutte belastingcapaciteit plus de netto lopende uitgaven. De netto lopende uitgaven worden gedefinieerd als: lasten voor mutaties reserves -/- rentelasten -/- afschrijvingen -/- lasten grondexploitaties -/- inkomsten uit heffingen en belastingen -/- inkomsten van specifieke uitkeringen -/- inkomsten van decentralisatie uitkeringen. De netto lopende uitgaven gedeeld door het aantal inwoners is het kengetal netto lasten per inwoner. De houdbaarheidsquote is afhankelijk van het gekozen scenario dat wordt gekozen en is daarmee arbitrair.
- Kasgeldratio: Dit kengetal geeft de mate van risico weer van sterk stijgende rentelasten door herfinanciering van kortlopende schulden door langlopende schulden bij een stijgende marktrente. De signaalwaarde is gelijk aan de berekening van de kasgeldlimiet, 8,5% van het begrotingstotaal. Ons financieel beleid is erop blijvend voldoen aan de eisen van de wettelijke kasgeldlimiet waarbij een overschrijding van de kasgeldlimiet voor een periode van maximaal twee kwartalen is toegestaan.
Conclusie:
Het model van de VNG kan een aanvulling zijn op de verplicht voorgeschreven kengetallen van het BBV. De berekende houdbaarheidsquote is daarbij echter afhankelijk van het gekozen scenario en daarmee arbitrair. Hoe we kunnen komen tot een bruikbare set van kengetallen zal in het kader van de begroting 2022 verder worden uitgewerkt.
Om de toekomstige financiële gezondheid van Hilversum te monitoren kunnen de verplichte kengetallen, van het BBV en de aanvullende kengetallen van het VNG model, een signaalfunctie vervullen. Door bij besluitvorming aandacht te besteden aan de gevolgen van de besluitvorming op de kengetallen, kan een verbetering van de financiële besluitvorming plaatsvinden.