3.2 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Inleiding
Deze paragraaf beschrijft, naast de wettelijk verplichte financiële kengetallen, de voor de gemeente Hilversum relevante financiële risico’s. Door inzicht in de individuele risico's en het risicoprofiel als geheel wordt de gemeente in staat gesteld om op verantwoorde wijze besluiten te nemen. Zo kan worden geborgd dat de risico’s nu en de risico’s gerelateerd aan toekomstige investeringen in verhouding staan tot de vermogenspositie van de gemeente.
Om actueel inzicht in de risico’s van de gemeente te krijgen, worden er risico-inventarisaties uitgevoerd. Het totaal van geïnventariseerde risico’s vormt het risicoprofiel, waarover in deze paragraaf verslag wordt gedaan. Op basis van het risicoprofiel is tevens het weerstandsvermogen berekend: de verhouding tussen de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit. In deze paragraaf wordt ook teruggekeken op het meest recent gepresenteerde weerstandsvermogen, in dit geval de begroting 2021, om bijzonderheden met betrekking tot de ontwikkeling van het weerstandsvermogen eruit te lichten.
Doorontwikkeling Risicomanagement
Eind 2019 is de gemeente gestart met het verder professionaliseren van het risicomanagement. Het doel is om risicomanagement als integraal onderdeel in de gemeente in te bedden. Zo wordt het mogelijk om bij besluitvorming eventuele risico’s tijdig te signaleren en op een juiste wijze te wegen. Met het toeslaan van de coronacrisis is begin 2020 versneld overgegaan op het inventariseren, simuleren en analyseren van risico’s aan de hand van de strategisch risicomanagement software van Naris. Met deze overgang van de voorheen analoge naar digitaal gesimuleerde analyse van de risico’s is ook de opzet en inhoud van deze paragraaf vanaf begroting 2021 gewijzigd. Per paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing worden wijzigingen ten opzichte van de vorige paragraaf (in dit geval ten tijde van begroting 2021) hier specifiek toegelicht. De doorontwikkeling van het risicomanagement en deze paragraaf is een continu proces.
Berekening beschikbare weerstandscapaciteit m.b.t. reserve Covid-19
Omdat het bestemmen van een reserve een raadsbevoegdheid is, wordt het totaal van algemene reserve plus bestemmingsreserves gerekend tot de gemeentebrede beschikbare weerstandscapaciteit. De raad zou namelijk kunnen besluiten om de bestemming van een reserve te wijzigen en die middelen in te zetten om een andere financiële tegenvaller te dekken. In de huidige paragraaf wordt de bestemmingsreserve Covid-19 echter niet meer gerekend tot gemeentebrede beschikbare weerstandscapaciteit. Dit is een wijziging ten opzichte van de voorgaande paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
De Covid-19 risico’s zijn geen onderdeel van het reguliere risicoprofiel zoals in deze paragraaf wordt opgesteld. Die specifieke risico’s worden namelijk afgedekt door de bestemmingsreserve Covid-19, welke is ingesteld om de financiële effecten van de coronacrisis op te vangen. Door middel van de Financiële impactanalyses Covid-19 wordt regelmatig getoetst of de stand van de reserve Covid-19 nog voldoende is om de bijbehorende risico’s af te dekken. De reserve Covid-19 is dus in zichzelf de beschikbare weerstandscapaciteit voor alleen de Covid-19 risico’s. Het kan niet gelijktijdig ook worden gerekend tot beschikbare weerstandscapaciteit voor de reguliere risico’s, omdat de Covid-19 risico’s dan ongedekt zouden zijn.
In de vorige paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing (ten tijde van begroting 2021), zijn de Covid-19 risico’s buiten beschouwing gelaten om te voorkomen dat deze ‘dubbel’ afgedekt zouden worden. De reserve Covid-19 dekt ze namelijk al af. Op dat moment is echter niet gesignaleerd dat, om de berekening zuiver te houden, daardoor de stand van de reserve Covid-19 ook niet tot gemeentebrede beschikbare weerstandscapaciteit kan worden gerekend. Zowel de Covid-19 risico’s als de Covid-19 risicoafdekking (de reserve Covid-19) moeten in deze werkwijze beide buiten de berekening van het gemeentebrede weerstandsvermogen worden gehouden.
Stijgers, nieuwe risico’s en dalers
Een nieuw element in deze paragraaf is dat ook stijgers (toegenomen risico’s), nieuwe risico’s en dalers (afgenomen risico’s) overzichtelijk zijn opgenomen. Deze zijn ondersteunend aan de analyse van de ontwikkelingen in het risicoprofiel en geven compact weer wat de veranderingen zijn ten opzichte van het vorige risicoprofiel.
Actualiteit
De berekening van het weerstandsvermogen is te allen tijde een momentopname. Zowel de onderliggende benodigde weerstandscapaciteit (het risicoprofiel) als de beschikbare weerstandscapaciteit zijn namelijk gebaseerd op en afhankelijk van de omstandigheden en feiten zoals bekend op het moment van berekenen. Ook het weerstandsvermogen kan om die reden fluctueren. Om een weerstandsvermogen toets te kunnen doen, moet er een concreet meetmoment worden geprikt. De inhoud van deze paragraaf beslaat de stand van zaken zoals per 31 december 2020 bekend. De inhoud van de paragraaf zal daarin achterlopen op eventuele nieuwe feiten, zoals afgeronde besluitvorming, die zich tussen 31 december 2020 en publicatie van de jaarstukken 2020 hebben voorgedaan.
Weerstandsvermogen en risicomanagement
Risicomanagement is het geheel aan activiteiten en maatregelen gericht op het expliciet en systematisch omgaan met, en het beheersen van, risico’s. Een risico is een onzekere gebeurtenis met mogelijke (positieve of negatieve) gevolgen voor de gemeente. Risicogevolgen kunnen van diverse aard zijn, bijvoorbeeld: beleidsmatig, imago-gerelateerd of financieel. Met betrekking tot het weerstandsvermogen ligt de focus op de financiële gevolgen van risico’s. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de mate waarin de gemeente in staat is om de financiële gevolgen van risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering ervan in gevaar komt.
Beleidskader
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde Financiële verordening gemeente Hilversum 2018. Doel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s is om te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
- Uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen worden in de begroting opgenomen. In dit kader worden jaarlijks gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt – in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering – in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat voorspelbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
- Risico’s – onzekere gebeurtenissen met gevolgen voor de gemeente – worden in beeld gebracht en gekwantificeerd. Het risicoprofiel wordt opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing van de begroting of de jaarrekening.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve. Door onvermijdelijke ontwikkelingen op te nemen in de begroting in plaats van in het risicoprofiel (pijler 1), wordt het mogelijke beroep op de algemene reserve verkleind.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen bestaat uit twee componenten:
- de beschikbare weerstandscapaciteit – hoeveel middelen zijn er beschikbaar om risico’s op te vangen en
- de benodigde weerstandscapaciteit – hoeveel middelen zijn er nodig om de geïdentificeerde risico’s op te kunnen vangen
Voordat we uitvoeriger ingaan op de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit presenteren we hieronder het weerstandsvermogen zoals berekend voor de jaarrekening 2020:
Weerstandsvermogen is | Beschikbare weerstandscapaciteit | is | 82.183 | is | 22,2 |
---|---|---|---|---|---|
Benodigde weerstandscapaciteit | 3.702 |
Hieruit blijkt dat de weerstandsfactor uitkomt op 22,2 en krijgt daarmee de classificatie “uitstekend”. Ten tijde van de begroting 2021 kwam de factor uit op 27,7. De huidige afname van het weerstandsvermogen wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de gestegen benodigde weerstandscapaciteit (het risicoprofiel) zoals in 3.2.6. wordt toegelicht. Daarnaast draagt ook het niet meer opnemen van de stand van de reserve Covid-19, zoals eerder in de paragraaf toegelicht, bij aan het gedaalde weerstandsvermogen.
Beschikbare weerstandscapaciteit
De beschikbare weerstandscapaciteit geeft aan hoeveel middelen er beschikbaar zijn om eventuele risico’s op te kunnen vangen. De huidige beschikbare weerstandscapaciteit, inclusief het verloop vanaf jaarstukken 2019, ziet er als volgt uit:
bedragen x 1.000 | |||
Beschikbare weerstandscapaciteit | jaarstukken | begroting | jaarstukken |
Totaal reserves | 81.247 | 69.575 | 73.228 |
Uitgezonderd: reserve Covid-19 | -3.663 | ||
Onvoorzien | 150 | 100 | 100 |
Budget nieuwe kansen | 100 | - | - |
Stelpost autonome ontwikkelingen* | 2.250 | - | - |
Onbenutte belastingcapaciteit | 11.826 | 12.493 | 12.518 |
Totaal | 95.573 | 82.168 | 82.183 |
* Vanaf de begroting 2021 wordt in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing de stelpost autonome ontwikkelingen niet meer meegerekend tot de beschikbare weerstandscapaciteit.
Ten opzichte van de begroting 2021 is de totale beschikbare weerstandscapaciteit nagenoeg gelijk gebleven. In deze paragraaf wordt voor wat betreft de reserves uitgegaan van de standen in diezelfde jaarrekening, vóór de resultaatbestemming. De Raad besluit immers bij de vaststelling van de jaarstukken tot die resultaatbestemming. Deze paragraaf loopt niet vooruit op die besluitvorming. De post onvoorzien en onbenutte belastingcapaciteit zijn gebaseerd op meest actuele gegevens van de lopende begroting op moment van opstellen van deze paragraaf. In dit geval, ten tijde van de jaarstukken 2020, zijn dat de gegevens uit de begroting 2021. Het weerstandsvermogen zegt namelijk altijd iets over de mate waarin mogelijke toekomstige tegenvallers opgevangen kunnen worden. Het kijkt daarom altijd vooruit, niet (concluderend) achteruit.
Benodigde weerstandscapaciteit – risicoprofiel
De benodigde weerstandscapaciteit heeft betrekking op het bedrag dat nodig is om de geïdentificeerde risico’s financieel af te dekken. Aan de hand van de individuele kwantificering per risico die uit de risicogesprekken is voortgekomen, zijn de risico’s 100.000x gesimuleerd. Om het bedrag voor de benodigde weerstandscapaciteit op basis van het risicoprofiel vast te stellen, houden we de in Nederland gebruikelijke norm aan van het in 90% van de scenario’s kunnen afdekken van de risico’s. In het huidige risicoprofiel komt dat neer op € 3,7 miljoen:
|
|
---|
In de onderstaande tabel wordt het verloop van de benodigde weerstandscapaciteit geschetst. Ten opzichte van het vorige risicoprofiel is de benodigde weerstandscapaciteit met € 737.000 gestegen (zie 3.2.6 Toelichting risicoprofiel).
bedragen x 1.000 | ||||
Benodigde weerstandscapaciteit | jaarstukken | begroting | jaarstukken | |
Totaal | 3.840 | 2.965 | 3.702 |
Top 10 risico’s
De afzonderlijke risico’s maken ieder een specifiek deel uit van de totaal benodigde weerstandscapaciteit: het ene risico heeft een grotere invloed dan het andere. Het onderstaande overzicht toont de tien grootste risico’s van het huidige risicoprofiel met de hoogste bijdrage aan de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit (van grootste naar kleinste invloed). Ten opzichte van de vorige top 10 zijn de stijgers in rood en dalers in groen weergegeven.
Top | Risico Nr. | Invloed (%) | Risico | |
---|---|---|---|---|
1 | R100 | 19,1% | BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand | |
2 | R99 | 12% | Meer gebruik van voorzieningen WMO | |
3 | R204 | 11,1% | Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald (geconsolideerd risico) | |
4 | R241 | 10,8% | Proces Omgevingsvisie i.c.m. uitstel dan wel gefaseerd invoeren omgevingswet | |
5 | R98 | 9% | Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg | |
6 | R103 | 8,4% | Tegenvallende uitkering gemeentefonds (AU) | |
7 | R206 | 8% | Minder dan begrote ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico) | |
8 | R106 | 7,3% | Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting) | |
9 | R205 | 4,8% | Verbonden partijen (geconsolideerd risico) | |
10 | R202 | 2,7% | Financiën: borgstellingen, garanties en rechtstreekse geldleningen (geconsolideerd risico) | |
Overig | 6,8% | Diverse |
Toelichting risicoprofiel
Ten opzichte van het vorige risicoprofiel is de benodigde weerstandscapaciteit met € 737.000 gestegen. Die stijging wordt in hoofdlijnen veroorzaakt door enerzijds de toegenomen omvang van een aantal individuele risico’s en anderzijds de zeven nieuwe risico’s die zijn geïdentificeerd, waarvan één op plek 4 in de top 10 is binnengekomen (R241 – Proces Omgevingsvisie). De individuele risicobeschrijvingen zijn terug te vinden in “9 Specificatie risico's” van deze jaarstukken.
Stijgers
Risico Nr. | Risicogebeurtenis | Kans (begin)* | Financieel | Kans (eind)* | Financieel (eind)* | |
---|---|---|---|---|---|---|
R204 | Taakstellende bezuinigingen en/of opbrengsten worden niet gehaald (geconsolideerd risico) | 80% | € 445.000 | 20% | € 3.500.000 | |
R203 | GEM Crailo (geconsolideerd risico) | 10% | € 450 | 1% | € 9.000.000 | |
R206 | Minder dan begrote ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico) | 55% | € 875.000 | 20% | € 2.500.000 | |
R106 | Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting)* | 50% | € 312.500 | 50% | € 302.500 |
Het geconsolideerde risico R204 met betrekking tot taakstellende bezuinigingen bevat op dit moment enkel een risico binnen het sociaal domein (R184). Het maximumbedrag van dit risico bestaat uit het totaal van de diverse taakstellingen binnen dit domein. Dat totaalbedrag verschilt per begrotingsjaar en loopt op tot € 3,5 miljoen in de begroting 2024. Voorzichtigheidshalve wordt voor dit risico, en in het verlengde ervan de berekening van het weerstandsvermogen van de gemeente, het grootste totaalbedrag op jaarbasis aangehouden. In het huidige begrotingsjaar (2021) komt de taakstelling uit op € 1,8 miljoen. Vooralsnog wordt dit risico met 20% niet hoog ingeschat. Afhankelijk van de ontwikkelingen van aan de ene kant de realisatie van de huidige en aan andere kant de invulling van de toekomstige taakstellingen zal dit risico worden gemonitord en bijgesteld.
De stijging van het risico inzake GEM Crailo (R203) heeft te maken met het feit dat het project een volgende fase is ingegaan. De bestemmingsplannen van het gebied worden binnenkort vastgesteld. In deze nieuwe fase wordt ook de geplande kredietfaciliteit bij de BNG Bank aangesproken. Als gemeente staan we voor 45% van dit krediet borg, wat neerkomt op 9 miljoen. Daar is de huidige kwantificering van dit risico op gebaseerd.
Een opvallende toename is er in het risico omtrent de Grex ontwikkelingen (R206). De laatste twee bouwkavels op Anna’s Hoeve zijn namelijk voor een groter bedrag gegund dan aanvankelijk was verwacht. Deze financiële meevaller is tegelijkertijd echter ook een risico. Tussen gunning en daadwerkelijke verkoop van de kavels zit een doorlooptijd van zo’n 14 maanden. In deze tijd zou kunnen blijken dat de ontwikkeling van de kavels tegen deze verkoopprijs niet van de grond kan komen. In dat geval zal de financiële meevaller van de gunning in de praktijk een financiële tegenvaller kunnen worden.
De toename van het risico over de mogelijke VPB-heffingen over de reclame-inkomsten (R106) kent een ‘technische’ oorzaak. De risico’s worden onder andere aan de hand van de minimum-maximum bandbreedte gesimuleerd. Van sommige risico’s is moeilijk op voorhand te zeggen welk schadebedrag het tot gevolg heeft, maar ligt het tussen een onder- en bovengrens. Bij het kritisch bekijken van R106 bleek dat het minimumbedrag ten onrechte op € 0 was ingegeven. Als de uitspraak in het nadeel van de gemeente uitvalt (= het risico optreedt), is het schadebedrag gelijk aan vijf jaar achterstallige VPB. Het minimumbedrag dat bij dit risico hoort is daardoor gelijk aan het maximumbedrag. Door het minimumbedrag te verhogen van € 0 naar € 302.500 heeft het risico een grotere invloed op de benodigde weerstandscapaciteit gekregen. Ondanks dat het in de Top 10 op dezelfde (8e) plek staat als bij het vorige risicoprofiel, is het invloed percentage van dit risico duidelijk toegenomen (van 4,6% naar 7,3%).
Nieuwe risico’s
Risico Nr. | Risicogebeurtenis | Kans (begin)* | Financieel | Kans (eind)* | Financieel (eind)* | |
---|---|---|---|---|---|---|
R241 | Proces Omgevingsvisie i.c.m. uitstel dan wel gefaseerd invoeren omgevingswet | 90% | € 250.000 | |||
R192 | Uitval ICT-systemen gemeentebreed | 1% | € 500.000 | |||
R217 | Wegvallen vitale activiteiten omgeving automatisering door uitvallen toeleveranciers | 10% | € 100.000 | |||
R210 | Grondwaterbeheer - tekort op de totale voorziening voor (sanerende) maatregelen van de convenantspartijen | 5% | € 247.000 | |||
R209 | Datalekken en informatieveiligheid (analoog en digitaal) | 1% | € 150.000 | |||
R188 | Faillissement/ surseance/ financiële tegenvallers bij contractpartijen (leveranciers, afnemers) (fysiek domein) | 5% | € 60.000 | |||
R212 | Facilitaire inrichting kantoorpanden - het "hybride werken" van de nieuwe normaal (2021 e.v.) | 0% | € 0 |
Op R241 Proces Omgevingsvisie na worden deze nieuwe risico’s op dit moment laag ingeschat. Vier ervan waren in 2020 onderdeel van het Covid-19 risicoprofiel: R192, R217, R209, R188. Omdat ze echter van alle tijden zijn, of in geval van R188 de periode na corona beslaan, zijn ze omgezet naar reguliere risico’s. R210 inzake grondwaterbeheer komt voort uit een nieuw convenant dat per januari 2021 in werking is getreden.
Het opvallendste nieuwe risico is R241 over het proces omgevingsvisie. Deze is tevens ook op de 4e plek in de Top 10 terecht gekomen. Het komt voort uit het "Herzien bestuurlijk plan van aanpak Omgevingsvisie", zoals op 10 februari 2021 voorligt in de raadscommissie. In het raadsvoorstel zal de raad worden gevraagd een budget te verstrekken voor het in 2021 resterende benodigde budget van € 250.000 en de begroting hiertoe te wijzigen. De kosten van het herziene plan na 2021 zullen moeten worden verwerkt in de begroting 2022 en vallen daarom buiten de risicosfeer. De kans dat dit plan inderdaad de goedkeuring van de raad zal krijgen wordt, ten tijde van opstellen van dit risicoprofiel, hoog ingeschat.*
*Ten tijde van publicatie van de jaarstukken 2020 is de besluitvorming omtrent het herziene plan van aanpak inmiddels voltooid. In de raadsvergadering van 3 maart 2021 heeft de raad ingestemd met het herziene plan en daarmee met het verlenen van het gevraagde budget. Dit risico is daarmee opgetreden en zal vervallen in het volgende risicoprofiel.
Dalers
Risico Nr. | Risicogebeurtenis | Kans (begin)* | Financieel | Kans (eind)* | Financieel (eind)* | |
---|---|---|---|---|---|---|
R205 | Verbonden partijen (geconsolideerd risico) | 80% | € 540.000 | 60% | € 500.000 | |
R197 | Omgevingswet - extra inspanning met minder effectiviteit | 25% | € 250.000 | 25% | € 200.000 | |
R94 | Compensatie voor BTW Sportvrijstelling | 50% | € 53.000 | 0% | € 0 | |
R201 | Herfinanciering deel bestaande leningenportefeuille tegen hogere rente dan begroot | 5% | € 116.000 | 0% | € 0 |
Het geconsolideerde verbonden partijen risico (R205) is afgenomen omdat het onderliggende BNG Bank risico (R174) ten opzichte van de huidige begroting is komen te vervallen als regulier risico. Een eventueel nadelig resultaat van BNG Bank over 2020, waarvan het dividend in de gemeentebegroting van 2021 is opgenomen, zal vermoedelijk grotendeels door de coronacrisis zijn veroorzaakt. Om die reden is het BNG Bank risico voor 2021 omgezet naar een Covid-19 risico. Het zal vanaf de eerste Financiële impactanalyse Covid-19 in 2021 (FIA IV) worden opgenomen in het Covid-19 risicoprofiel.
Aanvullend is een nuancering over R205 Verbonden partijen op zijn plaats. Het kans percentage, welke het resultaat is van het simuleren van de losse onderliggende risico’s, is met 60% aan de hoge kant. De kans van optreden van de onderliggende risico’s is per risico echter klein (tussen de 0% en 30%). Met in totaal negen onderliggende risico’s is er desondanks wel een aannemelijke kans dat er binnen dit geconsolideerde risico R205 toch een risico optreedt. Op basis van de kwantificering van de losse onderliggende risico’s is echter niet te voorspellen welke dat zou zijn. Door de verbonden partijen risico’s geconsolideerd in het risicoprofiel op te nemen, krijgen ze een duidelijke plaats en kan de ontwikkeling van de invloed op het weerstandsvermogen van deze groep risico’s nauwkeuriger worden gevolgd.
Covid-19
Risico’s die betrekking hebben op directe gevolgen van de coronacrisis zijn niet opgenomen in dit ‘reguliere’ risicoprofiel. De Covid-19 risico’s tellen dus niet mee in de hier gepresenteerde benodigde weerstandscapaciteit. Zoals eerder in deze paragraaf toegelicht maakt bovendien de stand van de reserve Covid-19 geen onderdeel meer uit van de beschikbare weerstandscapaciteitvoor het reguliere risicoprofiel. De Covid-19 risico’s en de reserve Covid-19 worden buiten de berekening van het gemeentebrede weerstandsvermogen gehouden. De reserve Covid-19 dekt specifiek de Covid-19 risico’s af. Er wordt regelmatig getoetst of de hoogte van deze reserve daar nog toereikend voor is. De weerstandsvermogen toets van de reserve Covid-19 bestaat zodoende naast die van het hier gepresenteerde reguliere risicoprofiel en wordt regelmatig aan de hand van de Financiële impactanalyses Covid-19 beoordeeld.
Mogelijke gevolgen van de ‘nieuwe normaal’, de tijd na de coronacrisis, worden opgenomen in het reguliere risicoprofiel zodra ze identificeerbaar zijn. R212 van het huidige risicoprofiel, over de facilitaire inrichting kantoorpanden, is daar een voorbeeld van.
Financiële Kengetallen
Het BBV schrijft sinds 2015 voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De kengetallen zullen in samenhang worden beoordeeld, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een beeld geven van de financiële positie van de gemeente. De financiële positie is geen doel op zich maar moet altijd worden bekeken in samenhang met de totale maatschappelijke opgave van de stad. Het te bereiken maatschappelijke rendement en de bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen zijn hierbij van evident belang. De financiële positie is ondersteunend aan het afwegingsproces en moet het bestuur helpen verantwoorde keuzes te kunnen maken voor de (middel)lange termijn.
Van de Provincie Noord-Holland is een handreiking ontvangen om de kengetallen te kwalificeren aan de hand van signaleringswaarden die afkomstig zijn van de stresstest voor 100.000+ gemeenten. De signaleringswaarden hebben de volgende indeling:
Ref. | Kengetal | Categorieën | ||
---|---|---|---|---|
A | B | C | ||
1 | netto schuldquote | <90% | 90-130% | >130% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | <90% | 90-130% | >130% |
3 | solvabiliteitsratio | >50% | 20-50% | <20% |
4 | grondexploitatie | <20% | 20-35% | >35% |
5 | structurele exploitatieruimte | >0% | 0% | <0% |
6 | belastingcapaciteit | <95% | 95-105% | >105% |
Omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf dient plaats te vinden, wordt aan de categorieën door de provincie geen normering gegeven. Wel meldt de provincie dat over het algemeen kan worden gesteld dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
Voor de gemeente Hilversum zien de kengetallen er als volgt uit:
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | |||
---|---|---|---|---|---|
JS2019 | B2020 | JS2020 | B2021 | ||
1 | netto schuldquote | 80% | 76% | 67% | 88% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 78% | 75% | 61% | 87% |
3 | solvabiliteitsratio | 25% | 25% | 23% | 20% |
4 | grondexploitatie | 3% | 0% | 2% | 1% |
5 | structurele exploitatieruimte | -2,0% | 0,1% | -2,5% | -0,9% |
6 | belastingcapaciteit | 104% | 102% | 101% | 102% |
1. Netto schuldquote
Betekenis . De netto schuldquote geeft inzicht in de mate waarin de schuldenlast drukt op de exploitatie. De netto schuldquote is het percentage van de netto schuld ten opzichte van de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de exploitatie. Voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Het percentage bedraagt 68% en valt in de categorie ‘minst risicovol’. Ten opzichte van dit laatst gepubliceerde kengetal bij de begroting 2021 komt deze nu in de jaarstukken 2020 een stuk lager (en dus beter) uit. Dit wordt veroorzaakt doordat de inkomsten in de jaarstukken 2020, waartegen in dit kengetal de schuldenlast wordt afgezet, flink hoger uitvallen. Het betreft meerdere incidentele inkomsten in 2020, zoals de winst op de grondexploitaties en de ontvangen gelden voor Crailo, maar ook corona gerelateerde inkomsten zoals de TOZO en de coronacompensatie via de algemene uitkering. Ook in 2021 zullen er incidentele corona gerelateerde inkomsten worden ontvangen die nog niet waren opgenomen in de begroting 2021. Deze inkomsten zullen ook in de jaarrekening 2021 een verlagend effect hebben op dit kengetal ten opzichte van het kengetal in de begroting 2021.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis . Dit kengetal verschilt maar op één punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven. Ook voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
In voorgaande jaren was het verschil met de netto schuldquote gering, maar in deze jaarstukken is het verschil groter geworden. Dit wordt veroorzaakt door de uitstaande vordering op GEM Crailo B.V. van € 16,1 miljoen. Deze komt bovenop de al uitstaande leningen ad € 3,7 miljoen aan o.a. de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn) en het restauratiefonds.
Beoordeling. De uitkomst is beter dan die van het eerste kengetal namelijk 61%, maar valt in dezelfde categorie te weten ‘minst risicovol’.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen. Voor dit kengetal geldt: hoe hoger, hoe beter.
Solvabiliteit is in de private sector van groter belang dan in de publieke sector. Dit komt omdat het voor de private sector een basis is waarop o.a. de leencapaciteit wordt bepaald. Bij publieke organisaties is dat niet het geval. Wij hechten daarom meer waarde aan het kengetal netto schuldquote. Dat kengetal geeft aan in hoeverre de rentelasten en aflossingen binnen de exploitatie kunnen worden opgevangen. Derhalve beschouwen we de solvabiliteitsratio van minder belang en kijken we vooral naar het kengetal netto schuldquote.
Beoordeling. Het percentage in deze jaarstukken is 22% en valt in de tussencategorie B. Dit kengetal wordt in combinatie met de ratio weerstandsvermogen beoordeeld. Het streven is om categorie B als minimale norm te stellen voor beide individuele ratio’s (categorie B ratio weerstandsvermogen = 1,4-2,0 “ruim voldoende”) maar vooral ook te kijken naar de onderliggende verhouding. Als de solvabiliteitsratio bijvoorbeeld onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen is matig, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen onvoldoende zijn. Als de solvabiliteitsratio onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen ruim voldoende, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen toch voldoende kunnen zijn. Aangezien de weerstandsratio als “uitstekend” te kwalificeren valt, beoordelen wij de uitkomst van beide ratio’s in samenhang als goed.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis . Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van onze grondexploitaties met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond moet worden terugverdiend bij de verkoop. Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd meerdere jaren is. Naarmate de inkomsten verder in de toekomst liggen, brengt dit meer rentekosten en risico’s met zich mee. Hoe lager dit percentage is, hoe minder risico de gemeente loopt.
Beoordeling. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum bedraagt 2% en ligt ruim onder het percentage van 20%, die in de handreiking van de provincie als meest gunstige wordt beoordeeld.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis . De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. De hoogte van dit kengetal is in deze jaarstukken -3,1%. Een negatief kengetal betekent dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is dat, als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting en jaarrekening kan ontstaan. Dit kengetal valt zodoende in de categorie meest ongunstig.
6. Belastingcapaciteit
Betekenis . Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor de realisatie 2020 ligt de uitkomst op 101 % en valt in categorie B van de beoordelingstabel. Bij dit kengetal geeft categorie B aan dat Hilversum rondom het gemiddelde (=100%) schommelt.
Algeheel oordeel
Het BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven.
De structurele exploitatieruimte valt in de categorie meest ongunstig. De overige kengetallen worden beoordeeld als voldoende tot goed. Daarnaast laat het weerstandsvermogen zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft. Concluderend beoordeelt ons college de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” zodoende als goed. Wel zal constant aandacht moeten zijn voor het op orde krijgen van de structurele exploitatieruimte.